Het Fries Archief
Tresoar heeft een groot project opgezet om nazaten te
vinden van de Friese volksheld en vrijheidsstrijder Grutte Pier (ca.
1480-1520). Op de speciale website
www.gruttepierdefamylje.frl kan onderzocht worden of men familie is van de
beroemde Fries.
Wie was Grutte Pier?
misschien wel de meest legendarische Fries aller
tijden. Pier Gerlofs Donia, zoals hij eigenlijk heette, is een van de
kleurrijkste figuren uit de geschiedenis, een man waarover stoere
verhalen worden verteld, maar waarop ook veel kritiek valt te leveren.
Voor de een is hij de Friese vrijheidsheld bij uitstek, ook al kwam hij
pas in actie toen de vrijheid al niet meer te redden viel. Voor de ander
is hij een wrede bendeleider, die iedereen verdronk die niet accentloos
‘būter, brea en griene tsiis’ kon zeggen. Lang hebben mensen getwijfeld
of de man met het grote zwaard wel echt heeft geleefd of dat hij gewoon
een product van sterke verhalen was. Maar intussen is wel zeker dat
Grutte Pier echt heeft geleefd – en ook echt heeft gevochten en gemoord.
Pier Gerlofs werd
rond 1480 geboren, zijn exacte geboortedatum is onbekend. Zijn vader
stamde uit een boerengeslacht en zijn moeder was afkomstig uit de Friese
landsadel. Pier was aanvankelijk boer te Kimswerd. Hij was getrouwd en
kreeg een zoon Gerlof en een dochter Wobbel. Het nageslacht van Gerlof
en Wobbel is onduidelijk maar uit het huwelijk van zijn zuster Tiedt
zijn tot in onze tijd honderden zo niet duizenden nazaten te traceren.
Grutte Pier – Leaver dea as
Slaef
Pier Gerlofs Donia, boer te Kimswerd, is met de jongste boerenknecht Jarich, met paard en wagen op weg van Harlingen naar huis. Ze praten over boerenzaken en over de slechte roerige tijden. Het is allemaal vreemd volk in Friesland en de gewone man moet hoge lasten opbrengen. In dat gesprek komt er ook uit hoe Jarich, een wees, bij Pier belandt is. Op de toren van Kimswert zijn, ook al in verband met de slechte tijden wachters uitgezet. Ook wordt er over de politieke toestand gesproken. Pier en Jarich worden overvallen door een aantal struikrovers. Er ontstaat een gevecht. In dat gevecht doet Pier zijn grote kracht blijken: hij slaat de meeste overvallers eigenhandig neer. Bijna was het nog verkeerd afgelopen, maar dan is Jarich er ook nog. Als Pier en Jarich thuiskomen, worden ze opgewacht door Pier zijn vrouw Rints en de beide kinderen Gerloff en Wobbel. Ze praten over de overval en over de toekomst. Met name de kleine Gerloff staat in het middelpunt, want die is de volgende dag jarig, hij zal zes worden. Hij is natuurlijk ook de toekomstige opvolger van Pier. Pier is ontzettend begaan met zijn vrouw en kinderen.
Als Pier een dag later in de kroeg zit – op de laffe overval, de overwinning en de verjaardag van de kleine Gerloff wordt gedronken – begint ineens de kerkklok te luiden: er is wat aan de hand. Dan vliegt Jarich de kroeg binnen: Pier moet onmiddellijk komen, “Die van Franeker” hebben zijn boerderij overvallen. Pier galoppeerd op het Friese paard naar huis. Er is niets meer te redden. De boerderij staat in de brand, de koeien loeien, de aanvallers vluchten. Pier zoekt wanhopig naar zijn vrouw en de kinderen. Hij vindt ze: dood. hij schreeuwt het uit van verdriet.
In de nacht smeedt Pier een ploeg om tot een kolossaal zwaard. Als
dat klaar is zweert hij met de hand op het zwaard wraak voor zijn vrouw
en kinderen. Enkele dagen later is Pier in Arum te vinden. In de kroeg
zitten een aantal mensen die in dezelfde situatie verkeren als Pier: ook
zij hebben alles verloren en ze willen wraak. Een daarvan is Kleine Thys
van Arum. Voor de rest zijn daarbij de Schieringers Woeste Wierd van
Bolsward en Rode Sybrandt Hertmans van IJlst. Deze drie mannen worden de
vaste maten van Pier. Sybrandt doet vaak voor Pier het woord: Pier is
zelf geen spreker. Sybrandt maakt de mensen ook duidelijk dat ze op de
landerijen niet veel kans hebben, maar op zee veel meer. Er worden Pier
direct schepen aangeboden voor de strijd. Geen boer die ook geen zeeman
is. Het volk van de Arumer Zwarte Hoop, zo hoe ze zichzelf noemen,
begint aan boord al tamelijk snel met het maken van ‘vuurpotten’ en
‘raketten’. Ook Jarich is van de partij en wil van alles weten.
Als Pier weer terugkomt bij zijn volk hoort hij van een gevangengenomen Hollander, dat een Hollandse vloot onder admiraal Snees met een grote vloot van 36 schepen onderweg is en soldij voor de echte ‘Zwarte Hoop’, de bende die naar alle gedachten ook meegewerkt heeft aan het in de brand steken van Pier zijn boerderij, van Enkhuizen naar Harlingen zal brengen. Pier er op af. Een grote zeeslag ontstaat. Pier is in de minderheid, maar ook al omdat hij zelf vooraan in de strijd meevecht en zijn volk aanvoert, wint hij de slag. Snees ontkomt met de soldij naar Enkhuizen, maar daar worden 28 van de 36 schepen veroverd. Van de buit moet nu de helft naar Gelre. Pier en zijn aanvoerders moeten dat aan de mannen uitleggen. Daar ontstaat al wat discussie over: ‘Wat hebben wij met Gelre te maken!’ Pier, maar met name Sybrandt Hertmans wijzen op de voordelen van het samenwerken met Gelre.
Pier verovert weer eens een schip. De vijandige bemanning zal, zoals gewenst, over boord worden gegooid. Een bemanningslid van het vijandige schip beweert eveneens dat hij een Fries is en dat hij gedwongen werd om aan de kant van de Hollanders mee te vechten. Om daar achter te komen of de man ook liegt, moet hij het zegje “Būter, brea en griene tsiis, wa’t dat net sizze kin is gjin oprjochte Fries 2” nazeggen. Voortaan zal dat met elke vijand gebeuren. Wie het niet zonder flaters kan zeggen, wordt zonder pardon met de voeten vastgebonden in zee gegooid. Medelijden is er niet bij: “Sjoch hoe’t dy keutels fan ’e duvel swimme kinne,” roept Pier grijnzend over alles heen. En iedereen die om genade smeekt krijg als antwoord: “Ha jim myn frou en bern ek genede jūn?” En dan zeult Pier zo’n iemand eigenhandig over boord. Hij wordt steeds wreder. Jarich schudt zijn hoofd.
Dan wordt er een schip veroverd waar ook 2 vrouwen op zitten, deftige vrouwen. De scheepslui vermaken zich wat met de beide vrouwen, ze trekken hun de kleren van het lijf. Het doet blijken dat het de vrouwen zijn van Hessel Martena en Juw Bottinga, beide vetkopers en eigenlijk de vijanden van Pier, die zelf een Schieringer is. Pier neemt de beide vrouwen in bescherming. Jarich wijst Pier op zijn dubbele moraal, wreedheid en weekheid tegelijk. Jarich vindt eveneens dat Pier over het generaal veel te wreed is, alleen maar op wraak uit is. Pier wordt kwaad op Jarich: “Wie heeft mijn vrouw en kinderen vermoord? Ik hoor liever een hond blaffen als “een Hollander” praten.” Pier wijst ook nog op de bijbel: er wordt een strijd tussen twee volken beschreven, de Efraļmieten en de Gileadieten. De Gileadieten waren de baas over de “trochwaadbere” plekken in de Jordaan. Iedereen die over de Jordaan wilde, moest het woord ‘sjibbolet’ zeggen. Wie dat niet kon en in plaats van ‘sj’ ‘s’ zei, werd ontmaskerd als Efraļmiet en vermoord. ( Richteren 12: 5 en 6.) Pier vindt dus dat hij met zijn “Būter, brea en griene tsiis” in goed gezelschap is. Om de wreedheid van de andere kant nog eens extra te laten kijken laat hij een man komen die twee vingers van de rechter hand mist. De Hollanders hebben hem verdacht van samenspannen met de vijand, de Geldersen, en hem twee vingers afgehakt. “In man dy’t gjin swurd mear fźsthālde kin, is gjin man mear.” Pier kan Jarich niet overtuigen van zijn recht op wreedheid. De ruzie tussen de beide eindigt daar waar Jarich wegloopt.
Als er op een moment een bestand geldt tussen Gelre en Holland, en Pier in Bolsward toekomt, ziet hij met Sybrandt Hartmans voor het eerst de ‘Greve fan Nichlenburch’, een narrig type met indringende vreemde ogen. De ‘greve’ ziet de beide mannen boos aan en roept “Wee jimme, wee jimme”. Sybrandt weet te vertellen dat de man in de toekomst kan kijken. Pier haalt zijn schouders op.
In datzelfde bestand neemt Pier, ook al omdat hij steeds meer een hekel kreeg aan Van Erkelens, het op voor een Hollandse roggekoopvrouw in Sloten. Van Erkelens wil de rogge in beslag nemen zonder er wat voor te betalen natuurlijk, maar Pier komt tussenbeide. “Bestand is bestand!” Zelf heeft hij aan dat bestand een gruwelijke hekel, maar het is hem ook opgelegd door de Geldersen. En dan moeten die zich in eerste instantie aan zo’n bestand houden. Pier is woedend. Tussen hem en Van Erkelens ontstaat een fikse ruzie. Van Erkelens geeft toe en weet Pier neer te bedden. Hij biedt hem drinkgeld aan om zijn gram te verdrinken.
Als het bestand afloopt is Pier op zee direct weer in zijn element. Hindelopen, dat in handen is gevallen van de Hollanders, moet veroverd worden. Met grote Wierd en Thys van Arum bedenken ze een slim plan met vuurschepen. Hindelopen wordt veroverd. En dan moet Medemblik in de brand: daar wordt het materiaal verkocht dat door de Hollanders in Friesland geroofd is. De Medemblikkers kopen voor een krats al het gestolen materiaal en verkopen dat weer met grote winsten. Dat is Pier slecht naar de zin. De slag om Medemblik is link, maar Pier weet weer de overwinning te halen.
Na Medemblik krijgt Pier last van zelfoverschatting. Hij wil nog wel eens opscheppen. Thys van Arum komt met een gedicht aanzetten dat Pier verheerlijkt. “Ick Groote Pier, coninc van Vrieslant, Hertog van Sneeck, Graaf van Slooten ensfh.” Pier vindt het prachtig, maar hij weet eigenlijk ook wel dat hij voor de gek gehouden wordt. Hij heeft dan ook een ander doel als in het versje aangegeven wordt: hy tsjinnet allinnich himsels en Fryslān.
Dan heeft Pier een tweede ontmoeting met de ‘Greve van Nichlenburch’. Die wordt in een kroeg genard. Pier neemt het voor de man op. De ‘Greve’ waarschuwt Pier: hij ziet zwarte tijden voor hem aankomen. Na aanleiding van die waarschuwing begint Pier zich af te vragen waar hij eigenlijk mee bezig is. De Geldersen beloven van alles, maar maken niets waar. De Friese adel is verdeeld in Schieringers en Vetkopers. Het is allemaal vreemd volk in Friesland. Dan wint de Hollander weer wat en dan Gelre weer. Het is de ene duivel er uit jagen en de andere binnen halen. Het gewone Friese volk wordt de dupe.
Als Gelre Pier vraagt om mee te doen aan de verovering van Emmerik, wil Pier eerst niet: wat heeft Emmerik met Friesland te maken? Met opnieuw allemaal valse beloftes wordt Pier toch weer overgehaald om mee te doen. De tocht naar Emmerik mislukt omdat de Hertog van Gelre niet op komt dagen met zijn troepen, wat hij wel beloofd had. Pier denkt dat een en ander met opzet gebeurd is om van hem af te komen.
Op de terugreis naar Friesland ziet Pier voor de derde keer de ‘Greve van Nichlenburch’, nu als voorteken: de ‘Greve’ kondigt Pier zijn dood en die van Sybrant Hertmans aan. Pier neemt het besluit om met de strijd op te houden.
In Sneek, waar Pier zijn woning heeft, wordt hij geplaagd door
kwalijke dromen onder andere over zijn wreedheid en zijn ruzie met Jarich. Nog net voor zijn dood krijgt hij bezoek van Jarich. Ze maken
het weer goed met elkaar. Pier wil dan met de blote handen zijn zwaard
in tweeėn breken maar hij heeft er de kracht niet meer voor. Pier
overlijd op 28 oktober 1520 in zijn bed en werd begraven in de
Martinikerk aldaar.
1:
Wie
kent het “kogschip” niet, al was het alleen maar van de Nederlandse les,
hoewel het daar als “kofschip” bekend staat. Het was het handelsschip uit de tijd van
de Hanzesteden.
2:
Vertaling; Boter, roggebrood en groene
kaas, wie dat niet kan zeggen is geen oprechte/echte Fries.